Toepassen in de praktijk

 

Omgevingsonderwijs

In de praktijk heb ik omgevingsonderwijs nog niet vaak toegepast. Dit zou anders moeten en kunnen. Ik heb een echte jongens klas met hele diverse leerlingen. Er zijn een aantal leerlingen die moeite hebben om stil te zitten. Voor die leerlingen zou dit echt een uitkomst zijn om zich toch beter te kunnen concentreren. Nu weet ik dat de kinderen uit mijn klas, vooral de jongens, erg veel buiten spelen. Hier ligt hun interesse en dit is nog een reden om op die interesse in te gaan.
Een aantal kinderen hebben moeite om zich langdurig te concentreren. Dit heeft verschillende oorzaken. Van de stof niet snappen, tot het niet interessant vinden. Door naar buiten te gaan kan ik ze boeien waar ze anders niet of minder door geboeid zijn. Bijvoorbeeld Aardrijkskundige vakken of levend gaan rekenen met de kinderen, maar dan in de natuur. Zij zien hierdoor gelijk het nut van het leren van die vakken in, omdat zij het in de praktijk toe kunnen passen. 
Naar buiten gaan met de kinderen dwingt ze tot zelfstandig en actief te leren. De omgeving is niet voor gestructureerd en vraagt van de kinderen verschillende vaardigheden: waarnemen, vragen stellen, vergelijken etc. Omgevingsonderwijs zou een verplicht vak moeten zijn op de basisschool of er moet meer tijd voor worden gemaakt. Het leert ze namelijk anders kijken naar de wereld om hen heen. 

 

Groepsdynamica

In het derde jaar van de pabo startte de stage meteen in de eerste week van het schooljaar. Dit heeft ervoor gezorgd dat ik gelijk een indruk kreeg van hoe de groep was na de zomervakantie. Ik heb de goudenweken meegemaakt en dus gezien wat er aan is gedaan om de groepsdynamica in de groep onder controle te krijgen/houden. Ik heb groep 8 en de rollen zijn al aardig verdeeld door de jaren heen. Ik merk wel doordat ze ouder zijn, ze zich soms wat minder snel wat van andere kinderen aantrekken of juist eerder iets zeggen over het gedrag van andere kinderen, maar dan wel op een verstandelijke manier. Wel is dit een erg drukke groep. Als zij al een klein beetje ruimte voelen, zullen zij daar misbruik van maken en nog. 

Mij kenden ze nog niet als leerkracht, dus ben ik heel erg duidelijk moeten zijn. Dat ben ik nog steeds, maar vooral in het begin moeten de kinderen weten hoever ze bij mij kunnen gaan. Want natuurlijk werd ik uitgetest door de verkenners. Ik gaf ze niet al te veel ruimte en nog niet. Ik ben duidelijk en kinderen weten waar ze aan toe zijn bij mij. Deze groep heeft dat ook heel hard nodig. 

In elke groep heb je een leider en ook hier. Deze leerling is niet vervelend, maar juist erg intelligent en heeft alles meestal goed voor elkaar. Kinderen kijken tegen hem op. 
In de groep heb ik ook een sociaalwerker. Deze leerling komt op voor anderen. Hij kan niet tegen onrecht. Wat bijzonder is, is dat hij soms ook een dictator is. Dat doet hij dan niet tegen de leerlingen, maar juist tegen de leerkracht. Deze omgang gaat beter, maar is nog niet zoals ik en de leerkrachten hem hebben willen. 
Het is nou ook duidelijk wie de organisatoren zijn. Als er bijvoorbeeld een groepsopdracht is, is het duidelijk wie de leiding neemt. Dat is iets goeds, want een aantal kinderen hebben ook echt een beetje sturing nodig.
(Van Engelen, 2007)

De groep heeft ook een volger. Zij is erg onzeker en is niet al te zeker van zichzelf. Zij geeft ruimte en laat zichzelf totaal ondersneeuwen. Ik ben al een tijdje bezig om haar wat meer zelfvertrouwen te geven. Dat doe ik door haar dingen te laten doen waar zij in uit blinkt. Zij krijgt dan complimenten en dat moet een goed gevoel geven. Helaas wil ze het dan alsnog niet altijd geloven dat ze het ook daadwerkelijk goed gedaan heeft. Ook ga ik wel eens naast haar zitten met het werken. Uit onzekerheid vraagt zij mij dan hoe het moet. Ik zeg dan niet te veel, waardoor ze het dan uiteindelijk alsnog zelf doet. Dit zeg ik dan ook tegen haar.

De groep is erg verschillend en erg uitdagend. De groepsdynamiek is goed, want de kinderen voelen zich wel veilig. Alleen op individueel gebied moet soms nog aan gewerkt worden.

 

 

Identiteitsontwikkeling

Ik heb een half jaar lang stage gelopen in groep 8. De kinderen hebben hier een leeftijd tussen de 11 en 13 jaar. Het verschil in gedrag is hier groot. Je ziet dat sommige kinderen al in een hele andere fase zitten dan anderen. Sommige kinderen zijn echt nog kinds in hun gedrag. Andere kinderen zitten al duidelijk in de pubertijd. Zij zijn opstandig en trekken liever hun eigen plan, zijn onzeker en willen er graag bij horen. Zij zijn al verder met hun identiteitsontwikkeling. Zij zitten in de adolescentie fase. (Erikson 2010)
Door duidelijke regels en afspraken te hebben in de klas, weten alle kinderen waar zij aan toe zijn. Dit zorgt voor rust en regelmaat. Dit is wat zij nodig hebben. Ondanks dat ze soms opstandig zijn, want dat is ook heel normaal. (Kolhberg, 2016)
In de klas maak ik ze erg bewust van hun eigen verantwoordelijkheid. Zij hebben allemaal een doel die zij willen behalen voor het einde van het schooljaar. Bij veel kinderen gaat dit over een bepaald niveau dat zij willen behalen. En dat hangt vaak nog af van hun werkhouding. Er wordt dus een beroep gedaan op hun eigen verantwoordelijkheid. Dat is ook een stukje zelfstandigheid, dat hebben zij nodig en daar moet ook mee geoefend worden, want dat is erg belangrijk. Door aan hun eigen houding te werken zijn ze dus ook bezig met hun identiteitsontwikkeling. Hoe moeten zij zich gedragen en hoe willen zij zich gedragen, ondanks dat ze er niet altijd met de autoriteit eens zijn.

 

 

Sociaal emotioneel leren (SEL)

Om kinderen goed te laten ontwikkelingen in een goed sociaal emotioneel klimaat nodig. Daarom vind ik het erg belangrijk dat kinderen zichzelf kunnen zijn en dat ze dus ook de vrijheid voelen om zichzelf te kunnen zijn. Als kinderen een vraag stellen, wordt daar serieus over nagedacht, i.p.v. het gelijk weg wordt geschoven. Zij doen er toe en dat mogen zij weten ook. Ik vind het erg belangrijk dat iedereen gerespecteerd wordt in de klas. Daarom pak ik pesten of beledigen gelijk aan. Dat is wel eens gebeurt bij mij in de groep. Ik ga dan met beide leerlingen in gesprek en de pester wordt dan gelijk even op zijn/haar plek gezet.
Als het klimaat in de klas goed is en kinderen kunnen dus zichzelf zijn. Zullen de kinderen ook beter sociaal emotioneel kunnen leren. En als het SEL goed gaat dan zal het groepsklimaat ook beter zijn. Het heeft dus van twee kanten een positief effect op elkaar. (Kerpel, 2017)

De omgang in de klas gaat nu goed. Alleen zijn er nog wel een aantal leerlingen die soms te egoïstisch nadenken. Dan moeten zij een klassikale keuze maken en dan willen niet alle kinderen wat zij willen, dan worden er flauwe opmerkingen gemaakt en dat kan natuurlijk niet. Deze leerlingen neem ik gelijk even apart. Zij moeten weten dat dit gewoon niet kan. Dan laat ik ze ook even inleven in de persoon naar wie zij flauwe opmerkingen maken.

Daarentegen zijn er ook kinderen die juist te veel aan andere kinderen denken en cijferen zichzelf onder. Daar moet ook nog een balans in gevonden worden.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb